Under category | De veertig hadieth's van Annawawi | |||
Auther | Abu Zakaria An-Nawawi | |||
Creation date | 2008-02-07 12:31:52 | |||
Article translated to
|
العربية English Français Deutsch Español Italiano Português | |||
Hits | 21023 | |||
Verstuur naar een vriend(in)
|
العربية English Français Deutsch Español Italiano Português | |||
Share Compaign |
hadith 22 : hoe kunnen wij het paradijs binnentreden?
aboe cabdoellah djaabir ibnoe cabdoellah al-ansaari overlevert dat een man de profeet rvroeg:“denkt u, dat wanneer ik de voorgeschreven gebeden verricht, de (maand)ramadan vast, mijzelf de toegestane zaken toesta en mijzelf de verboden zaken verbied en verder niets meer doe, ik dan het paradijs binnentreed?” hij zei: “ja.”
(overgeleverd door moeslim)
an-nawawi heeft gezegd: “en de betekenis van ‘de verboden zaken verbied’ is het vermijden van de haraam zaken. en ‘mijzelf de toegestane zaken toesta,’ betekent: ik verricht de halaal (zaken) overtuigd van het feit dat deze toegestaan zijn.
uitleg
“denkt u, dat wanneer ik de verplichte gebeden verricht,” wil zeggen de vijf dagelijkse gebeden en het vrijdaggebed (salaat ul-djoemoecah).
“..de (maand)ramadan vast.” ramadan is de maand tussen de islamitische maand shacbaan en shawwaal.
in deze overlevering worden geen zakaah (armenbelasting) en hadj (de bedevaart) genoemd. hieruit kunnen wij opmaken dat deze zijn inbegrepen in de volgende uitspraak van de man: “…en mijzelf de verboden zaken verbied.” het niet geven van de zakaah is immers een verboden zaak en ook het niet verrichten van de hadj is haraam.
wat ook mogelijk is met betrekking tot de hadj is dat deze uitspraak van de profeet rwaarschijnlijk werd gedaan voordat de hadj als verplichting werd opgelegd. en wat betreft de zakaah, de profeet rwist wellicht dat de man arm was en dus geen zakaah hoefde te betalen. de profeet paste zijn uitspraak aan, aan de situatie waarin de man verkeerde.
wat leert deze overlevering ons?