عربي English עברית Deutsch Italiano 中文 Español Français Русский Indonesia Português Nederlands हिन्दी 日本の
Knowing Allah
  
  

Under category Artikels
Creation date 2014-04-19 04:32:25
Hits 1058
Verstuur naar een vriend(in) Print Download article Word format Share Compaign Bookmark and Share

   

Op mensen met autoriteit is altijd een beroep gedaan om de oorzaken van sociale en politieke geschillen op te lossen. Wanneer deze wijselijk en met vrees voor Allah worden aangepakt, dan zullen deze problemen, hoe ernstig ze ook lijken, verholpen worden. Wanneer het met arrogantie, ondoordachtheid en dwang wordt verholpen, dan zal het alleen maar verergeren totdat de gehele sociale orde vernietigd is.

 


‘Oemar ibn Abdoe l-‘Aziz, de “vijfde” rechtgeleide khalief, institueerde beleidsvormen om de gemeenschap te hervormen, zodat alle oorzaken van geweld bestreden konden worden. Ondanks zijn korte heerschappij van twee en een half jaar, behaalde hij hiermee verpletterende resultaten. Ten allen tijde, indien het mogelijk was, ontweek hij de taal van dwang en tirannie, en prefereerde hij de dialoog en de overreding om potentiële explosieve situaties onklaar te maken. Aldus bood hij rechtvaardigheid en goedheid aan als de oplossing voor de universeel wederkerende problemen van bloedvergieten en terreur. 

 

 


Hij ontmoette de Khawaaridj met zijn wijsheid en inzicht en overtuigde hen om hun wapens voor de eerste keer tijdens zijn tijdperk neer te leggen; dit gebeurde pas nadat zij ontzettend lang tegen de Oemayyaden (Omajjaden, ook wel Oemajjaden of Umayyaden: een Islamitische dynastie (regerende familie), waartoe zowel de khaliefen behoorden die het Arabisch-Islamitische Rijk van 661 tot 750 geregeerd hebben, als de uit dezen voortgekomen Spaanse Omajjaden (756–1027). De Omajjaden ontlenen deze naam aan de Banoe Oemayyah (Omajja), één van de clans van de Mekkaanse stam der Koeraisjieten (Qoeraish)) khaliefen ongehoorzaam waren, rebelleerden en hen trotseerden.

 


Eén van de sekten van de Khawaaridj kwam aan het begin van zijn regeerperiode in opstand, dus stuurde hij een brief naar hun leider. Hij schreef: “Ik ben geïnformeerd dat jij een opstand aan het voorbereiden bent uit kwaadheid in de naam van Allah en Zijn boodschapper (Allah’s vrede en zegen zij met hem)…En ik heb hier meer recht op dan  jij…Dus waarom kom jij niet naar mij en sta mij toe om de kwestie met jou te bespreken? Als de waarheid met ons is, accepteer het dan en volg het. En als de waarheid bij jou ligt, dan zullen wij onze positie overpeinzen en onze zaak kritisch onderzoeken!”

 


De oprechtheid en de welbespraaktheid van de brief beïnvloedde de leider van Khawaaridj. Hierop stuurde hij een delegatie om met de khalief te onderhandelen. Uiteindelijk waren zij voldoende bevredigd en kwamen overeen dat zij hun wapens zouden neerleggen en terug zouden keren naar de hoofdstroom binnen de Islamitische gemeenschap. Zo zie je maar dat rechtvaardigheid, zachtaardigheid en oprechtheid de harten van zijn meest geharde vijanden kan overwinnen!

 


Er was nog een andere groep van de Khawaaridj, genaamd “De Afgescheidenen van Mosul” (een stad in Noord-Iraq), die tijdens het tijdperk van ‘Omar ibn ‘Abdoel-‘Aziez rondzwierf en die een potentieel gevaar vormde. Dit heeft ertoe geleid dat de gouverneur van Mosul een brief schreef en zijn toestemming vroeg om hen te bedwingen. De rechtschapen khalief gaf de gouverneur het volgende antwoord: “Wanneer zij het vinden dat het voor hun noodzakelijk is om in het land rond te zwerven zonder de mensen kwaad te doen, laat ze dan gaan waar ze maar willen. Zouden zij een Moslim of een Dziemmie (De niet-moslim burgers in een Islamitische staat die hun financiële verplichting (het betalen van djizjah -  een belasting die de niet-moslims die in een Islamitisch land verblijven is opgelegd) nakomen) kwaad doen, vervolg hen dan (in overeenstemming met de wetten van Allah).”

 


‘Oemar ibn Abdoe l-‘Azziz beschouwde het niet als zijn recht om vrijheid van gedachten te beperken,hoewel hij daarvoor de macht en autoriteit bezat en capabel was, noch beschouwde hij het als zijn recht om mensen te dwingen om bepaalde opinies te accepteren of bepaalde overtuigingen aan te hangen.

 


Hij richtte in plaats hiervan zijn aandacht op de fundamentele kwesties en pakte de oorzaken van problemen aan; aldus nam hij geen genoegen met korte termijn maatregelen. Hij paste de Islamitische methodologie van wederzijdse onderhandeling en oprechte dialoog toe. Telkens wanneer van hem gevraagd werd om geweld toe te passen als een snel middel om een conflicterende zienswijze of ideologie de kop in te drukken, dan was hij gewoon om de volgende verzen van de Qor-aan te reciteren:

 


“Wil jij dan de mensen dwingen opdat zij gelovigen worden?” Soerat Yoenoes (10), aayah 99.

“Vermaan daarom met de Qor-aan degenen die Mijn Waarschuwing vrezen.” Soerat Qaaf (50), aayah 45.

 


“Waarschuw daarom: voorwaar; jij bent slechts een waarschuwer. Jij bent over hen geen heerser.” Soerat Al-Ghaashiyah (88), aayah 21-22. 


‘Oemar ibn Abdoe l-‘Azziz begreep zeer goed dat amputatie (geweld) het laatste middel is voor de behandeling van een geïnfecteerd lichaamsdeel. Het is niet de eerste stap, dus gaf hij voorrang aan rechtvaardigheid en stond de vrijheid van uitdrukking, onderhandeling en de mogelijkheid om te overtuigen toe; zelfs voor zijn opponenten.

 


Ooit schreef de gouverneur van Khoerasaan (Chorasan of Khorasan: nu een provincie in het noordoosten van Iran, grenzend aan de Sovjet-Unie) naar hem voor zijn toestemming om bij de mensen een bepaalde mate van geweld te gebruiken. In zijn brief stond: “Waarlijk, niets zal hen hervormen, behalve het zwaard en de zweep.”


Het antwoord van ‘Oemar was omzichtig en standvastig. Hij liet met diepgaand begrip zien op welke manier er gereageerd moet worden op individuele en sociale afsplitsingen. Hij schreef: “Jij hebt gelogen. Waarlijk, alleen waarheid en rechtvaardigheid zullen hen hervormen, dus bied hen dat aan. En weet dat Allah het niet toestaat dat de daden van de slechteriken tot bloei zullen komen.” 

Al-Jumuah, volume 15, issue 8, Sha’baan 1424 H

“Wij Moslims” jaargang 4, nr. 1




                      Previous article                       Next article




Bookmark and Share


أضف تعليق